VERHALEN ALS REIZIGER
Wat je op reis al niet kunt meemaken.
Nepal: het aanbevolen hotel.
(Vervolg van Het gordijntje)
Langzaam daalde de Friendship naar de lange brede startbaan in de vlakte bij Kathmandu.
Wij kwamen zonder moeilijkheden door de douane. Daar stond al een rij jonge mannen te dringen om ons te overreden in hún hotel te komen logeren. Vergeet niet dat in die tijd nog maar betrekkelijk weinig bezoekers Nepal binnenkwamen. Het was nog niet zo lang geleden dat het land volkomen geïsoleerd was.
Eén van die afgezanten viel op door zijn keurige Nepalese kleding. Een hooggesloten rood toetoep jasje, een witte wijde broek, die als een rijbroek strak om de onderbenen sloot. Op zijn hoofd een witte muts. Hij gaf ons een mooi gedrukt visitekaartje van het hotel.
In goed Engels vertelde hij ons dat hij het beste hotel van Katmandoe vertegenwoordigde. Hij wilde ons graag in zijn auto meenemen.
Maar in Holland had een vriend van ons een ander hotel opgegeven. Die vriend was 10 jaar geleden in Nepal geweest. Er bestond geen beter hotel volgens hem in heel Nepal.
Nu was er in die tien jaar al aardig wat veranderd in Nepal en bovendien wisten we dat hij en zijn vrouw het niet zo nauw namen als ze op reis waren.
We wilden hun ook weer niet voor de kop stoten. Daarom gingen wij met de chauffeur mee van het hotel dat hij ons had opgegeven.
We reden naar het centrum van Kathmandu. Daar zagen we al direct dat er iets niet klopte met de beschrijving van onze vriend. Het was een oud hotel dat beslist eens een goede verfbeurt van buiten nodig had.
En van binnen was het niet veel beter. In de eetzaal waar wij doorheen moesten was niemand. De tafels waren met linnen gedekt, maar je kon zo zien dat dit niet geregeld werd verwisseld.
Het gezicht van mijn vrouw betrok toen ze er de vlekken op zag.
Over een brede uitgesleten houten trap kwamen wij op de eerste verdieping. De trap liep nog verder naar de tweede.
Aan het einde van een lange gang bracht een kamerjongen onze koffers. De kamer was groot. Gemeubileerd met een houten tweepersoonsbed en grote nachtkastjes uit de tijd dat de kamerpotten nog hoogtij vierden. Een deur leidde naar een ligbad op vier hoge poten.
We hadden ons iets heel anders voorgesteld.
Het ergste kwam nog.
Zoals het iedere goede huisvrouw, die in een vreemd bed moet gaan slapen, betaamt, sloeg mijn vrouw ter inspectie het laken en de deken van de sponde terug. Ik was op dat moment in de badkamer.
'Moet je nou eens kijken,' riep ze mij toe op enigszins verwijtende toon. Ik had op de lippen: wat is er nou weer? Straks mopperde je al over de taffellakens. Jij was het toch die zo nodig naar Nepal moest?
Maar goed dat ik mij niet heb laten gaan. Toen ik naderbij kwam zag ik ze ook. Vlak bij haar vinger een paar zwartbruine krulhaartjes.
'Hier blijf ik zeker niet!' zei ze verontwaardigd.
Ik moest haar gelijkgeven. Maar hoe konden wij zo gauw een ander hotel bereiken. En zou dat andere hotel veel beter zijn, als dit mij toch als het beste hotel ter plaatse was aanbevolen?
Ik ging de kamerjongen halen.
Wijzend op de haartjes zei ik: 'This is very bad. Please bring us clean sheets!'
Hij keek mij enigszins verwonderd aan, alsof hij zeggen wilde: Waar maak jij je druk om. Zo'n paar onnozele haartjes?
Hij verdween. Er gebeurde niets.
Toen ging ik naar beneden. In de eetzaal trof ik een man die mij de manager leek. Hij hoorde mijn verhaal aan. Of het van harte was weet ik niet, maar we kregen schone lakens en slopen. Mijn vrouw wist ik te overreden om de komende nacht nog te blijven.
Die middag liepen wij naar de grote markt in het centrum van de stad. Daar was alles vol leven.
Er stonden meer dan honderd kraampjes. Lange tafels vol met allerlei koopwaren. Schoenen, doeken, spijkers, koeken, snoepgoed, maar er hingen ook hele mooie tapijten. Onze aandacht werd ook getrokken door heel mooi koperwerk en fraai antiek. Er waren hele tafels vol met groenten. Vooral dikke koolsoorten.
Het was een fascinerend gezicht deze krioelende menigte van mannen en vrouwen in Indiase en Nepalese kleding, soms kleurrijk maar vooral wit. De vrouwen met doeken om het hoofd en sommigen met een ring of een ander sierraad door een neusvleugel.
Maar het meest opvallend was het aantal koeien, die rustig tussen al die mensen doorkuierden.
Als ze langs een groentestalletje kwamen, draaiden ze de kop naar de uitgestalde lekkernij. Ze probeerden een blaadje van de kool mee te pikken, wat resulteerde in een heftig geschreeuw van de eigenaars. Bij ons zou de knuppel eraan te pas zijn gekomen. Hier in Nepal niet, want de koeien hebben een bevoorrechte positie als geïncarneerde voorvaderen. Je mag er alleen op schelden en ze wegjagen. Maar nooit slaan.
Toen gebeurde er iets wat een nieuwe ervaring was voor mij. Eén van die koeien, een groot wit beest, lichtte de staart omhoog en produceerde tussen de menigte een enorme flater.
Dat is op zichzelf niets bijzonders. Het kan iedere koe overkomen onder het kuieren. Maar wat daarop volgde...
Onmiddelijk stoven twee vrouwen er op af, de ene met een mandje, de andere met een ronde pan. Met blote handen schoven ze snel de overvloedige koemest in het mandje en de ketel. Er bleef niets over op de grond. Ze waren heel snel weer verdwenen met de buit.
Later hoorden wij waarom die koemest zo begerig werd opgeraapt.
Door kloppen en kneden wordt het product verwerkt tot een of meer grote ronde koeken, die tegen de buitenmuur aan de zonnekant van het huis worden geplakt om te drogen.
Op het platteland kom je deze vorm van bevoorrading overal tegen. Het schijnt een uitstekende brandstof te zijn voor de primitieve kacheltjes en kookpotten in de woonkamers.
Wij hebben die dag nog rondgewandeld door de stad. We hebben enkele schitterende oude tempels bewonderd. Ze waren versierd met prachtig beeldhouwwerk en opvallend mooi houtsnijwerk aan de daken.
Voor sommige oude gebouwen hebben wij stilgestaan om boven de ingangen de erotische voorstellingen te aanschouwen, die een onderdeel zijn van een religieuze richting in het Boedhisme, het Tanthrisme. De hele Kamasutra van Vatsjajana, een soort bijbel voor die richting, vind je hier, verdeeld over de hele stad, afgebeeld.
Er zijn heel kunstzinnige beeldhouwwerken te zien, maar het merendeel zijn primitief-kinderlijke, waardeloze voorstelling, uitgevoerd door derde rangs stukadoors.
Tegen de avond waren wij weer in het hotel terug.
We namen de tijd om een vreemde vis- en vleesloze maaltijd te verwerken. Het ijsje hebben wij niet aangeraakt uit gezondheidsoverwegingen. Er was ook bier om een en ander door te spoelen. De koffie had een rare bijsmaak. Het was geen succes, dat diner.
Toen wij op de slaapkamer waren heb ik de deur goed afgesloten. Met zijn tweeën hebben wij het zware nachtkastje ervoor geschoven. Na het afsluiten had ik de sleutel uit het slot gehaald, iets wat je eigenlijk niet moet doen. Ik legde hem op het nachtkastje.
Daarna heb ik twee borrelglazen uit mijn koffer opgevist. Ze lagen goed verpakt, samen met een fles Dubonet en een fles jonge klare, tussen mijn ondergoed. In de toilettas zat een klein flesje angostura.
We lieten ons de borrel met een tik goed smaken. Onderwijl we daar zaten te nippen toonde mijn vrouw mij het kaartje dat wij van het rode jasje op het vliegveld hadden gekregen. Wij besloten om de volgende dag maar meteen naar zijn hotel te verhuizen, ookal lag het een eindje buiten de stad zoals de jongeman gezegd had.
We namen zittend op het hoge bed nog een tweede glaasje.
Toen wij even later tussen de schone lakens schoven zagen we weer 'La vie en rose'. De tas met geld en paspoorten kreeg een veilige plaats tussen ons in.
We werden laat wakker. Het liep tegen negen uur.
Terwijl ik nog even na lag te doezelen meende ik een geritsel te horen aan de deur. Toen ik keek zag ik de kruk heel langzaam naar beneden draaien.
Onder de felle uitroep 'Wel verdomme nog aan toe' vloog ik het bed uit. De kruk vloog omhoog. Ik hoorde iemand weglopen over de gang.
Het kastje trok ik uit alle macht weg van de deur. De sleutel had ik niet nodig. De deur was niet meer op slot. De dief had ze van buiten uit open gekregen.
In de lange gang was niemand te zien. Hij had zeker gedacht dat de gasten al de stad in waren gegaan en hij rustig een inspectie van onze bagage kon uitvoeren.
Voor alle zekerheid droegen wij onze koffers zelf naar beneden. Daar vertelden wij aan de man aan de desk wat ons was overkomen. Hij was niet bijzonder onder de indruk.
Op de tweede verdieping werd verbouwd, zei hij. Daardoor liep er allerlei vreemd volk rond in het hotel.
Wij treurden niet ten afscheid, toen we wegreden in de taxi.
J.H. Frenken
Naar het vervolg...