Beelden uit mijn kinderjaren
trekken aan mijn oog voorbij
DE KROETWESJ
De kroetwesj nam in mijn jeugd een voorname plaats in bij de bewoners.
In het voorjaar tegen Maria Hemelvaart gingen wij kinderen bloemen en geurende kruiden plukken tot dikke bossen.
Wij vonden ze in het kreupelhout, bij de bronnen en in de berm langs de wegen. Margrieten, brem, klokjes, kerkesleutelen, lavendel, kamille.
Ze werden samengebonden tot een dikke, compacte ruiker.
Nadat ze door de pastoor waren gezegend, werden ze thuis op zolder te drogen gehangen aan een balk.
Allerlei kwade invloeden werden met een stukje van de kroetwesj bestreden. Ziekte, pijn, hekserij, bliksem en vele anderen die de bewoners bedreigden.
De kroetwesj werd ook bij zieke kinderen in de wieg gelegd en ik heb bij de buren vaker gezien dat de vrouw des huizes een paar takjes mee inpakte in de luier omdat het kind buikloop had.
Geen stal of er hing een stukje kroetwesj ter bescherming van het vee. Vaak werd het vervangen door gezegende medepalmtakjes.
Vooral bij onweer werd aan een stukje kroetwesj veel waarde gehecht. En nu nog, denk ik.
De bliksem was bij ons ingeslagen. Met een enorme knal was de dakkapel geraakt. Er was niet veel stuk, maar de schrik zat er wel goed in.
Als het onweerde durfde mijn moeder niet met de kinderen in het hoge huis te blijven. Ook 's nachts werden wij in zo'n geval uit bed getrommeld.
Met z'n vijven liepen we dan naar de buren. Die hadden een kleine lage boerderij. De twee families drongen dan samen in de keukenwoonkamer.
Er werden stoelen bijgehaald. Als het flink onweerde gingen wij geknield voor een stoel zitten met de ellebogen op de zitting. Mijn moeder bad de rozenkrans voor. Als het heel erg en lang onweerde zelfs meer dan een rozenkrans.
Wat een verschil thans met vroeger. Men is niet bang meer voor het onweer. De bliksem wordt nu afgeleid door de vele draden van de straatverlichting, de telefoon en de antennes. Echte branden door blikseminslag komen nauwelijks meer voor. En als ze voorkomen zijn ze gauw door de brandweer geblust.
Wij hadden ook een brandweer vroeger. De blusser bestond uit een platte kar waar een pomp op stond. De zuiger van die pomp zat vast aan een stevige hefboom die door vier mannen beurtelings op en neer werd gehaald.
Die pomp haalde het water uit de beek of uit de Maas. Soms moest het water met emmers uit een nabij zijnde huispomp worden aangedragen.
Het resultaat was dan ook dat als er eenmaal brand uitbrak het hele huis afbrandde.