top of page

VERHALEN ALS ARTS

Het leprozengesticht op Curaçao.

 

Toegeschreven aan C.E. Pernot, jaartal onbekend.

 

Lepra was in de oudheid al bekend. In de bijbel lazen we verschillende keren over de melaatsen. In 't Oude testament, boek 3 van Mozes, hoofdstuk 14, geeft Mozes een wet bettreffende reiniging der melaatsen; waaraan iedere melaatse zich moest onderwerpen.

In no. 12 (:1-16) lezen we van Miriam, zuster van Mozes, die met melaatsheid werd gestraft, en in 2 koningen 5 (:1-27) over de genezing van Naäman. In het Nieuwe Testament lezen we in Lucas 17 (:11-19) over de ontmoeting van Jezus met de 10 melaatsen.

In de Middeleeuwen, maar vooral na de kruistochten, breidde de ziekte zich over heel Europa uit. In de 13de eeuw bereikte het 't hoogtepunt. Eerst in de 17de eeuw begon haar epidemisch optreden te verminderen, tengevolgen van de maatregelen die genomen werden om de zieken van de samenleving af te zonderen. Deze maatregelen waren zeer streng en niet erg liefdevol.

De lijder aan de ziekte van Hansen zoals we de ziekte nu zullen noemen om het nare woord lepra te vermijden, werd burgerlijk dood verklaard, dat wil onder andere zeggen dat de lijder al zijn rechten verloor: hij had geen recht zijn testament te maken of zijn eigendommen weg te schenken. Zijn daden werden eenvoudig niet erkend door de wet.

Bovendien was het een schande om aan deze ziekte te lijden. Ze droegen een vastgestelde kleding en moestten door een ratel of klapper hun aanwezigheid aankondigen. Ze hadden geen bezigheid. Wel kregen ze een soort brief mee die hun het recht schonk tot bedelen. Alle omgang met niet-zieken werd verboden.

Er was moed en zelfverloochening voor nodig om deze mensen te naderen en te verzorgen. De eerste verzorgers van deze mensen waren de ridder verplegers van de orde van Sint Lazarus. De legende bepaalt de oorsprong van deze orde in de 4de eeuw. Maar vaste gegevens dateren eerst uit de tijd der kruistochten. Deze orde nam niet alleen ridders tot leden aan, maar ook hen die door die vreselijke ziekte waren aangetast.
Er was ook een vrouwelijke tak van de Lazarusorde.

Een andere orde die zich heeft beziggehouden met de verzorging van de zieken is die der Fransiscanen, gesticht door Fransiscus van Assisië. Fransiscus en zijn volgelingen hebben met de leprozen samengewoond en onder hen gepredikt en gewerkt. Mensen van allerlei hand traden tot de orde toe, maar wat ook hun afkomst of ontwikkeling was, Fransiscus stond erop dat zij allen in de lepra hospitalen zouden wonen en op de zieken passen.

In de 12de, 13de en 14de eeuw werden er door geheel Europa honderden hospitalen opgericht. In Frankrijk alleen al bestonden er in de 12de en 13de eeuw ± 2000 leprozerieën of Lazarus hospitalen, ook wel lazaretto's genaamd. In geheel Europa ± 19.000.

Zoals gezegd begon in de 17de eeuw het epidemisch optreden van deze ziekte in Europa te verminderen. Zij kwam nog wel voor, maar niet meer in epidemische vorm. Langzamerhand werden de hospitalen voor andere doeleinden gebruikt. De Lazarus orde, die verplicht was alleen lepralijders te verzorgen, werd ten tijde van de Franse evolutie opgegeven. Alleen het woord 'lazaret' doet nog aan haar denken.

Op Curaçao breidde de ziekte zich, evenals in Suriname, meer en meer uit gedurende de tweede helft van de 18de eeuw. Men bracht dit in verband met de aanvoer van slaven uit Afrika in die tijd. In 1770 besloten gouverneur en raden om de onvermogende lijders af te zonderen in een lazarus huis. Het duurde echter vele jaren eer dit hospitaal, dat uit vrijwillige bijdrage werd gebouwd, gereed was. Het werd eerst ongeveer 12 jaar later in gebruik genomen.

In dit eerste leprahospitaal, dat op het Rif gebouwd werd, werden ook de krankzinnigen verpleegd. Wie in die allereerste tijd voor de leprozen op Curaçao zorgden is niet bekend.
In 1857, dus 75 jaar later, werden, op verzoek van het bestuur der Kolonie Curaçao, de zusters van Breda belast met de verpleging van de melaatsen en krankzinnigen. Deze zusters hadden eerst 2 jaar te voren voet op Curaçaose bodem gezet en waren reeds begonnen met de verzorging van gewone zieken. Op het eind van 1870, dus 13 jaar later, werden de krankzinnigen overgebracht naar een nieuw gezicht, 'Monte Cristo' geheten. De toestand was langzamerhand onhoudbaar geworden.

Het leprozenhuis bleef nog op het rif gevestigd tot de orkaan van het jaar 1877 het gehele huis omverwierp en wegvaagde. Drie zusters kwamen hierbij om het leven. Nadat de melaatsen tijdelijk waren ondergebracht op 'Monte Cristo' konden zij in februari 1882 worden overgebracht naar een nieuw gesticht, aan hetzelfde binnenwater gelegen als het St. Elisabeth Hospitaal en het krankzinnigengesticht. De plaats daar heette Zaquito, en die naam is langzamerhand vereenzelvigd met de inrichting voor de melaatsen op Curaçao.

Gedurende de gehele 19de eeuw werden er voorzieningen getroffen tegen de uitbreiding van deze zo gevreesde ziekte. Zowel op St. Maarten, St. Eustasius en Curaçao. Hiervan getuigen publicaties van die tijd.

Ten tijde dat de West-Indische Encyclopedie werd samengesteld, in de jaren 1914 - 1917, kon gelukkig geconstateerd worden dat de ziekte op de Wet-Indische eilanden aan het afnemen was. Volgens het Koloniaal verslag van 1914 waren er op 31 december 1913 slechts 12 verpleegden in het asyl; of er meer daarbuiten waren is niet bekend.
In het Lazaretto op St. Eustasius waren op 31 december 1913 slechts 5 patiënten, daaronder begrepen die van St. Maarten en Saba, welke op St. Eustasius werden ondergebracht.

In die tijd was er dus blijkbaar ook een leprahuis op de Bovenwindse eilanden. Later werden alle patiënten in Zaquito verpleegd. Toen ik in 1926 naar Curaçao kwam. De eerste keer dat ik een bezoek aan de inrichting bracht was op kerstavond 1926. Mijn man en ik brachten, daartoe in staat gesteld door enkele vrienden, een grammofoon met een collectie platen voor de patiënten cadeau.

De diepste indruk maakte die avond een jong levenslustig meisje op me. Ze was pas opgenomen, ± 20 jaar en had op punt van trouwen gestaan toen de ziekte bij haar ontdekt was.
'Ja,' zei ze, 'dit jaar zal het eerste jaar zijn dat ik niet met zijn mensen (mi hende nan) naar de 'awa sa' ga 'pa laba pia'.' Degenen die op Curaçao gewoond hebben weten wat voor groot moment het is, als in de Nieuwjaarsnacht het Brionplein volstroomt voor het Paleis van de Bisschop. De oude gewoonte wil dat men zijn voeten in het water onderdompelt om het ongeluk van het afgelopen jaar af te spoelen, waarop om 12 uur de Bisschop op het balkon verschijnt en het volk zijn zegen geeft. Dán pas kan het nieuwe jaar en de danspartijen goed beginnen.

Linda, zo heette de jonge vrouw, is op haar 52ste jaar in Zaquito gestorven. Elk jaar tegen Oud en Nieuw kreeg ze het te kwaad en menigmaal is ze de muur overgesprongen om deel te nemen aan een danspartij. Haar oom kwam meestal waarschuwen. Vaak merkte de nonnen het niet eens. Een stilletjes ingepikt kistje hielp haar, als het donker was, over de niet al te hoge muur, en bij het aanbreken van de dag kwam ze weer op dezelfde manier terug. Linda heeft het de nonnen niet gemakkelijk gemaakt. Ze was lastig, opstandig en zo waren er meer. Het was ook begrijpelijk. Vaak waren het dezelfden die moeilijkheden maakten. De ruzies liepen soms hoog op, onder elkaar, soms met de nonnen. Enkele malen moesten de zusters de hulp van de politie inroepen om de gemoederen tot bedaren te brengen. Hoewel Zaquito jaren lang in een behoefte had voorzien, begon het hoe langer hoe meer duidelijk te worden dat er iets fout was. De patiënten zaten te dicht op elkaar en de zusters te dicht op de patiënten.

Zaquito is 4-vormig gebouwd. In de dwarssvleugel waren de verblijven van de zusters, n.l. de slaapcellen, de eetzaal, een kleine ontvangkamer, de keuken, was- en strijkinrichting, ook de kapel was er ondergebracht. In de zijvleugels verbleven aan de ene kant de vrouwen en aan de andere kant de mannen. Dat wil zeggen, elke groep in een zaal tezamen, waar ieder een bed, een kastje en een sotel had. Langs deze slaapzalen liep een lange galerij waar men overdag kon zitten. Waar de afstand tussen de vleugels slechts enkele meters bedroeg zaten de mannen en vrouwen dus vlak bij elkaar.

Ook de zusters in de dwarssvleugel konden geen moment afstand doen nemen van de zieken. Behalve dat de zusters hierdoor geestelijk zwaar belast werden beantwoordde ook wat de kans op besmetting van het verplegend personeel betreft, de inrichting niet meer aan te stellen eisen. Ook de afdeling voor de behandelend geneesheer liet alles te wensen over.

Plannen werden gemaakt, de directeur van de Gezondheidsdienst mocht een studiereis naar Trinidad maken om te zien hoe men daar het een en andre aanpakte en het resultaat van dit alles was dat er besloten werd tot het bouwen van 6 paviljoens elk met 4 kamers voor patienten. Dat wil zeggen 3 links op voldoende afstand van het oude gebouw voor de mannen en 3 rechts voor de vrouwen.

Het terrein van Zaquito bood voldoende ruimte daarvoor. In het oude gebouw zelf zouden de zusters blijven huizen. De ruimten die vrij kwamen zouden worden ingericht voor waskamers voor besmette en niet besmette kleren; afwaskeuken voor besmet en niet besmet keukenmateriaal; strijkkamers etc. Eenvoudig open recreatie paviljoen voor de patiënten en een nieuwe doktersafdeling zouden tevens worden gebouwd.

Eind 1935 werd met de nieuwbouw begonnen. Tegen het eind van 1936 waren zowel de mannelijke als de vrouwelijke patiënten verhuisd. Elke patiënt was nu in het bezit van een mooie frisse zit-slaapkamer, met eigen badkamer en sanitaire inrichting. De nieuwe behuizing werd door de patiënten erg op prijs gesteld en bleek in meer dan één opzicht een grote verbetering te zijn. Hadden de patiënten tot nog toe in plaats van mee te helpen hun afdeling netjes te houden, er juist een extra vuile boel van gemaakt met de allure, 'De nonnen zijn er om voor ons te zorgen', nu dat elk een eigen kamertje had werd er prijs op gesteld dat zo netjes mogelijk te houden, en hielpen vooral de vrouwen er zelf aan mee.

Dit was dus al één van de dingen die aan de verwachting beantwoordden. Nu moest er nog uitgezien worden naar bezigheden voor de patiënt. Dit was een taak die de inmiddels opgerichte Koningin Emma Stichting op zich nam. In 1934 had de echtgenote van de toenmalige gouverneur, mevrouw v. Slobbe, het initatief hiertoe genomen. Het doel van deze stichting, waarvan het Bestuur alleen uit dames bestaat, is driedelig:
1. de patiënten in de inrichting afleiding en ontspanning te bezorgen.
2. onverzorgd achtergelaten gezinsleden van de patiënt financieel te steunen.
3. genezen ontslagen patiënten bij hun terugkomst in de maatschappij moreel en/of financieel te steunen.

In de loop der jaren is er veel gedaan kunnen worden voor de patiënten alsook voor hun familieleden. Wat betreft de afleiding en ontspanning van de patiënten in de inrichting was het de eerste jaren een zoeken. Er werd begonnen met het aanleggen van een tuin voor de nieuw gebouwde paviljoens, niet alleen om het uitzicht voor de patiënten aangenaam te maken, maar ook in de hoop liefhebberij voor het tuinieren te bevorderen. Dit is inderdaad gelukt en behalve bloementuinen zijn er ook moestuintjes door henzelf aangelegd. Voor gereedschappen, tuinslangen, zaden etc. kunnen ze steeds bij de Koningin Emma Stichting aankloppen.

De animo voor de een of andere bezigheid verflauwt wel weer eens, het blijft steeds een zoeken en proberen. Het hangt ook veel af van de samenstelling van de groep, die nogal eens wisselt, zowel wat aantal als leeftijd betreft. In de afgelopen jaren waren er gemiddeld 20 patiënten. Het grootste aantal was 27, het kleinste 10. Het grootste aantal mannelijke patiënten was 18, dat der vrouwen 12. De leeftijden verschilden van 9 tot ver in de 70.

Naar gelang er animo bestond werden er naaimachines, strijkijzers en handwerkmateriaal voor de vrouwen aangeschaft. Voor de mannelijke patiënten werd in de loop der jaren een voetbalveld aangelegd en een biljarttafel met toebehoren verstrekt, tevens hout om zelf het een en ander te maken. Zo maakten ze zelf een sjoelbak, kasjes voor bijenteelt, alsook tafeltjes, trapjes, ligstoelen en ook was er een keer vraag naar stoelen te matten. Dan was er weer eens belangstelling voor houtsnijwerk en werden er figuurzagen en triplex verschaft. Verder sportarts en spelen. Een paar keer schriftelijke cursussen en een typmachine om te leren typen.

Verschillende malen zijn er op verzoek muziekinstrumenten gegeven zoals handharmonica's, gitaar en ook blaasinstrumenten. Op een zeker moment was er zelfs een aardige band. Een van de fraters had er plezier in hun les te geven. Het was een welkome tijdspassering. Ook werden er abonnementen op kranten en tijdschriften voor hen genomen; hoewel lectuur zelf moeilijk is vanwege de taal en de ontwikkeling van de meesten.

Voor een radio-grammofoon installatie werd gezorgd en er werd getracht filmvoorstellingen voor hen te krijgen. Dit heeft in het begin veel voeten in de aarde gehad. Ten eerste om geschikte films te krijgen en om mensen te vinden die met hun toestel in het leprozengesticht wilden komen. Momenteel is er een eigen toestel. Dit is een schenking uit Holland. Zelfs is er de laatste jaren een TV-toestel. Ik meen dat dit een schenking is van een liefdadige instelling van de familie Maduro.

Met hoogtijdagen zorgden we voor attracties, met Sint Nicolaas voor cadeautjes, met Kerstmis voor bomen en stalletjes, met Oud en Nieuw voor een glaasje wijn en vuurwerk.
Als er feest is in de stad, is er ook feest in het leprozengesticht. Versiering, verlichting, soms een rad van avontuur, een goochelaar. De Curaçaose voordrachtskunstenaar Ellis Juliana heeft tweemaal een voordracht voor hen gehouden en een enkele keer wordt een Curaçaos muziekgezelschap voor hen geangageerd.

En zo proberen we de moed erin te houden. Want hoewel u door deze opsomming misschien het gevoel hebt gekregen, 'Ze hebben het nog zo gek niet daar,' de dagen duren heel lang voor hun. Het blijft een gedwongen afzondering. Men telt de dagen. Het is het onzekere 'word ik beter', 'hoe lang duurt het?' Het is af en toe heel moeilijk de moed erin te houden. En hoe men verlangt naar de buitenwereld daarvan getuigen de twee uitkijktorens. Hoge stellages, één bij elke afdeling, waar men opklimt en soms uren naar het leven buiten het gesticht zit te staren. Oorspronkelijk hadden de mannen zelf zoiets in elkaar geprutst, totdat een paar dames onder de indruk van dit verlangen naar de buitenwereld ervoor gezorgd hebben dat er bij elke afdeling een keurig overdekt uitkijkzitje op hoge palen kwam. Uit dankbaarheid hebben de patiënten de voornamen van deze dames erop geschilderd.

Voor de familieleden van de patiënten alsook voor de genezen ontslagen patiënten heeft de stichting overeenkomstig haar doelstelling de afgelopen jaren ook veel kunnen doen. Zowel moreel als financieel. We onderhouden steeds contact met de families en de genezen patiënten, zodat we op de hoogte blijven van hun noden.
Voor de familieleden van de Arubaanse patiënten in de inrichting, verstrekt de afdeling Aruba de laatste jaren een paar maal per jaar retour passages naar Curaçao, opdat zij hun zieke familieleden kunnen bezoeken. De behandelend geneesheer vindt dit familiebezoek zeer belangrijk.

Onze inkomsten bestonden uit jaarlijkse bijdragen van vaste contribuanten. Deze bijdragen zijn vrij en variëren momenteel van f 5,- en f 30,- per jaar. Verder krijgen we af en toe gaven van enkele instellingen en hier op Aruba houden we elk jaar een inzameling bij zakenlieden en grote firma's.

Aruba heeft van het begin af de Stichting haar steentje bijgedragen. Er waren jaren dat er geen of slechts een enkele patiënt afkomstig van Aruba in de inrichting was opgenomen. Totdat er enige jaren geleden plotseling 6 patiënten afkomstig van Aruba waren opgenomen, waarbij 3 vaders van gezinnen met respectievelijk 9, 6 en 3 kinderen. Gelukkig zijn de meesten van hen weer thuis, en kunnen op één na, de vaders zelf weer in het onderhoud van hun gezinnen voorzien.

Dat de stemming in Zaquito veel verbeterd is, is natuurlijk behalve aan de betere behuizing en de afleiding en bezigheden, voor een groot deel toe te schrijven aan de kans op genezing die de laatste jaren, door de betere medicijnen, steeds groter is geworden. De duur van het verblijf van de patiënten in de inrichting is vergeleken met vroeger veel en veel minder geworden. Toch kunnen 4 jaren heel lang zijn voor een jongen van 12 jaar wiens ouders op Aruba wonen; ook 7 jaar voor een 50 jarige vader van 6 kinderen, om niet te spreken van jongens rond de 20, die daar moedeloos en tegen de draad in rondlopen en soms de hele sfeer bederven. En wat te zeggen van een jonge vrouw die haar baby van 6 weken moest achterlaten.

De mening omtrent de kans op besmetting en de gedwongen afzondering der patiënten begint wijziging te ondergaan. Ook in de W. Gezondheidsorganisatie zijn stemmen opgegaan tegen de gedwongen afzondering.
Ook op Curaçao bezint men zich al enige jaren hoe men op verantwoorde wijze verandering kan aanbrengen in de oude wetten. Een commissie bestaande uit doktoren en juristen is daartoe benoemd, aan welke commissie de voorzitter van onze stichting op Cuaçao alsmede de Pater Rector van het leprozengesticht als waarnemers zijn toegevoegd.

Een probleem wil ik nog even aanstippen en dat is de moeilijkheid om oudere patiënten die lange jaren in de inrichting vertoefden en nu door de nieuwe geneesmiddelen genezen ontslagen kunnen worden, onderdak te brengen.
Er zijn op 't ogenblik twee genezen patiënten die met toestemming van het gouvernement in de instichting mogen blijven omdat zij geen familie meer hebben die voor hun zou kunnen zorgen en zij ook niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Beiden zijn blind, één heeft geen handen meer. Voor een derde werd naar een onderdak uitgekeken.
De genezen patiënten blijven onder medische controle. Hier op Aruba komen ze maandelijks bij de huidarts en de Geneeskundige Dienst. Bepaalde medicijnen moeten ze blijven gebruiken, die hen gratis verstrekt worden.

Bewondering over het geduld en toewijding der zusters in al die jaren, geheel belangeloos. Zes nonnen delen dagelijks in het lief en leed dezer mensen. De meesten werken er al jaren. In vroegere jaren zijn enkele ook zelf slachtoffer geworden. Speciaal zuster Desirée, die met een klein onderbreken 20 jaar Moeder Overste van Zaquito was en de toeverlaat van de patiënten. Ook na hun ontslag bleef Moeder Desirée contact met hen houden.

 

Hier eindigt het handgeschreven verslag.

bottom of page