VERHALEN IN 'VRIJE VOGELS'
Ervaringen met kabelbanen (2)
Tocht naar 'het Suikerbrood'.
Wie voor het eerst in Rio de Janeiro komt staat versteld van de schoonheid van de Copa Cabana en de om Rio heen liggende bergen.
De meest bekende berg is de Corcovado met het enorme Christusbeeld dat te bereiken is met een tandradbaan.
Een andere berg die kenmerkend is voor de schoonheid van de baai van Rio is de hoge conische berg die bekend staat onder de naam 'Suikerbrood' vanwege zijn vorm, die sprekend op zo'n ouderwets suikerbrood lijkt.
Zeven km. van dit natuurwonder verwijderd en ervan gescheiden door de Flamengo baai ligt het grote internationale vliegveld. De grote startbaan van dit drukke veld staat precies in de richting van het Suikerbrood.
De top van deze berg is 1296 voet (ongeveer 400 meter) hoog. Hij ligt op een schiereiland dat enkele kilometers in zee uitsteekt. Om op het Suikerbrood te komen kan men gebruik maken van een lange kabelbaan. Deze gaat vanaf een heuvel aan de kust. Van daaruit zakt de kabel een eind om daarna op te klimmen naar een vlak gedeelte, een eind onder de top van het Suikerbrood. Daar vindt men een restaurant en winkels met dure en goedkope sieraden.
Deze kabel wordt niet door masten gesteund, een zuiver hangende verbinding. Onder het gewicht van de cabine zakt hij dan ook behoorlijk door tot op honderd meter boven de vlakte.
Het uitstapje naar het Suikerbrood was ons door kennissen ten zeerste aanbevolen. Inderdaad, het is een onvergetelijke ervaring geworden.
Toen wij ons meldden op het kleine stationnetje waren mijn vrouw en ik de enige gegadigden. Wij stonden te wachten op de cabine die langzaam de laatste meters naar ons toe omhoog kroop.
De deur ging open en er stapten een paar mensen uit, waaronder de conducteur, herkenbaar aan zijn zilveren knopen, zijn pet en een plankje op zijn buik. Daarop waren kaartjes geklemd. Hij wenkte ons om alvast in te stappen. Hijzelf ging nog even een praatje maken met een andere man met pet, die in een hok zat midden op het platform. Dit was kennelijk de man die de grote wielen bediende waar de kabels omheen liepen, die de cabines moesten trekken. Al direct viel ons een grote rode plaat op tegen de voorwand van de cabine. Daarop stond met witte letters dat er plaats was voor hoogstens tien personen. Verder werd je beleefd verzocht om op de stoelen te blijven zitten tijdens de rit.
Heen en weer lopen was verboden. En schommelen was levensgevaarlijk.
Dat wisten wij dan weer. We namen ons ook voor om geen voet te verzetten onderweg.
We zochten een mooie plaats uit van waaruit wij van een goed uitzicht verzekerd waren. De conducteur stapte kort daarna in. Hij gaf ons een kaartje met een folder van wat wij daarginds zouden kunnen zien en kopen. Toen wilde hij de deur dichtdoen, maar op dat moment kwam een stel giechelende en stoeiende meisjes aanstormen. Ik denk een klas van een middelbare meisjesschool. Ze wrongen zich allemaal naar binnen. Die het eerste waren ploften op de lege stoelen. De anderen moesten vechten voor een plaats. Ze trokken zich niets aan van de protesten van de conducteur die een deel van de troep eruit wilde hebben. Er waren zeker zes gegadigden meer dan het aantal zitplaatsen. En bovendien het gewicht, want er waren flinke dikkerds bij.
De man met de pet werd kwaad, zijn gezicht liep rood aan. Ze stoeiden en giechelden door. Toen ging de conducteur in de open deur staan en riep naar zijn collega achter de grote wielen: 'Er zijn er teveel. We zijn te zwaar.'
De man in het hok riep door het open raampje voor zich: 'Ik zie het. Maar laten we het maar voorzichtig proberen.' Pruebar con cuidado, verstond ik.
Die knaap had goed praten. Hij hoefde zelf niet mee. Daar gingen we. De meisjes die te veel waren, tussen ons in. Even reden we rechtuit over de laatste meters van het platform. Toen viel de vaste bodem onder ons weg. Met een flinke bons werd de veel te zware cabine opgevangen in de kabel. Op die bons reageerden de teenagers met een veelstemmig verward gegil dat het midden hield tussen paniek en gejuich. De cabine schommelde van de klap. De meisjes die geen zitplaats hadden, schoven heen en weer. Daardoor ging het voertuig nog erger schommelen. Als dit naar links uitsloeg, liepen zij naar rechts en omgekeerd. De uitslagen waren behoorlijk. Het zag er echt alarmerend uit. Ik zag de wieltjes boven ons al ontsporen en van de kabel afschieten. De man met de pet zag het ook niet meer zitten. Zijn kop was nu echt vuurrood geworden van kwaadheid. Hij schreeuwde boven alle gegil uit: 'Zitten allemaal!' En tot diegenen die geen zitplaats hadden: 'Allemaal zitten, op de grond jullie!' Meteen begon hij klappen uit te delen: Klets, klets, links en rechts. Toen werd het stil. Het schommelen hield langzaam op.
Als één van de meisjes op de grond durfde te grinniken of op wilde staan om door het raam naar buiten te kijken, schreeuwde de conducteur onmiddellijk: 'Stilte en zitten allemaal!'
De cabine schoof zachtjes over het dal. Links van ons zag je de vliegtuigen opstijgen. Het leek of ze recht op ons afkwamen, maar ze vlogen over ons heen of gingen voorbij aan de andere kant van de berg. We hadden een prachtig uitzicht over de baai links van ons.
Zonder moeilijkheden bereikten wij de overkant met vóór ons de hoge kale rotswand die steeds dreigender naderbij kwam. En steeds langzamer vorderde ons voertuig naarmate wij meer recht omhoog tegen de berg opklommen. De laatste meters stonden wij bijna stil. De rotswand was nu vlak voor ons. Het leek of wij er tegen aan hingen.
'Laten we het maar voorzichtig proberen', had die man achter het grote wiel gezegd. Dit was werkelijk alles wat het paard kon trekken. Heel, heel langzaam kropen wij nu vlak tegen het kale grijze graniet van de steile rots omhoog. Het was of de cabine kreunde onder het gewicht. Het kan verbeelding geweest zijn, maar het was net of de voorwand tegen de bergwand schuurde. Ik had een gevoel alsof wij ieder ogenblik met kabel en al achteruit het dal in zouden schuiven. Toen volgden nog een paar gevoelige korte rukken. Eindelijk, eindelijk waren wij boven.
Opgelucht schoven we langs het platform onder het andere grote wiel. Als kippen die uit de ren worden losgelaten, stoven de meisjes naar buiten.
De conducteur veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Ik denk dat de man beneden aan de grote wielen 'm ook behoorlijk had zitten knijpen en dat hij bij een volgende overbelasting zeker niet meer 'voorzichtig' zal hebben geprobeerd.
J.H. Frenken, Vrije Vogels, okt. 1996