Het witte laddertje.
Wat ik u nu vertel had plaats in Bandoeng. Ik meen in 1935.
We hadden genoten van een heerlijke rijsttafel. De bemanning van het vliegtuig dat de dag tevoren was aangekomen en de bemanning die de volgende dag naar Nederland zou vertrekken.
Na tafel waren wij neergezegen in de diepe leren fauteuils in de lobby van het hotel. We hadden de zetels verschoven tot een grote gezellige kring. We wilden net gaan genieten van een heerlijke kop koffie met een 'afzakkertje' toen een mijnheer zich bij het gezelschap voegde, met de woorden: 'Mag ik er even bij kommen zitten? Ik ben Koppen. Ik heb ook voor de KLM gevlogen. Ik was in Batavia en toen dacht ik, laat ik die lui in Bandoeng eens gaan opzoeken.'
Een enkeling van ons kende hem nog van vroeger. Er werd een stoel bijgeschoven.
Het werd een zeer geanimeerde middag. Onze gast vertelde van zijn verblijf in Batavia en vooral over zijn avonturen in Nieuw Guinea, dat toen nog vrij onbekend gebied was.
We hingen aan zijn lippen.
Ineens werd de charme van zijn verhalen onderbroken door de stem van een van zijn oude bekenden.
Hij zei: 'Zeg Koppen, naai nog eens je wangen aan mekaar!'
Er viel een diepe stilte. Bijna als een terechtwijzing voor de brute onderbreker.
Ik geloof niet dat Koppen er veel voor voelde om hier tussen de bezoekers een demonstratie te geven en wat voor een demonstratie.
Maar de ander liet zich niet uit het veld slaan.
Hij riep een van de bedienden, die er om bekend stond dat hij overal raad op wist.
'Zeg Siemen. Zou jij ons een stopnaald en een witte draad kunnen bezorgen? Toean Koppen wil zijn wangen aan mekaar gaan naaien.'
Zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken verdween Siemen naar een van de bijgebouwen.
Even later kwam hij weer tevoorschijn, nu met een flinke stopnaald en een witte draad van bijna een meter lengte. Koppen, die aanvankelijk nogal had geprotesteerd, gaf zich nu volledig over aan het experiment.
Het werd doodstil in het deel van de zaal waar wij zaten. Maar naargelang de voorstelling vorderde draaiden steeds meer bezoekers zich naar ons toe, zodat tenslotte zowat de hele lobby meeleefde.
Koppen nam de niet gesteriliseerde naald tussen duim en wijsvinger. Hij zette ze loodrecht achter op zijn wang en drukte ze toen zonder een kik te geven dwars erdoorheen.
Daarna drukte hij ze met behulp van zijn linkerwijsvinger door naar zijn andere wang. De lange draad werd erdoorheen getrokken.
Het was niet zo onsmakelijk als we hadden gedacht. Er was niet het minste bloed te zien en het leek ook geen pijn te doen.
En zo ging het door van wang tot wang tot de draad bijna op was.
Toen opende Koppen zijn mond zover hem dat mogelijk was. Hij toonde ons boven zijn tong een mooi wit laddertje.
Nog even draaide hij zijn hoofd naar links en rechts, dat iedereen het goed zien kon.
Met een zakdoek voor zijn mond verliet hij de lobby om buiten het kunstwerk door te knippen en af te breken.
Toen hij even later terugkwam was er niets meer van te zien. Zo verliep mijn kennismaking met de bekende Indiëvlieger Koppen, die later wiskundeleraar werd.
Ik heb Koppen nooit meer gezien.
Maar die gezellige geanimeerde middag met hem in hotel Homan in Bandoeng is nu al bijna 65 jaar als een zeer prettige herinnering in mijn geheugen blijven hangen.
J.H. Frenken