top of page

VERHALEN IN 'VRIJE VOGELS'

De crematie

Een verhaal van bijna zestig jaar geleden

 

Voor de dertiger jaren was voor de meeste Nederlanders het crematorium nog een onbekende instelling.
De godsdiensten in ons land verzetten zich tegen de lijkverbranding omdat deze procedure in strijd was met de 'opstanding van de doden bij het laatste oordeel'.
Anderen vonden zo'n verbranding maar griezelig.
En zeg nou zelf, een begrafenis heeft ondanks de trieste 'laatste gang' toch ook voor nabestaanden, familie en vrienden weer iets feestelijks, vooral als de harmonie de stoet begeleidt.
Toch liet ook toen al een enkeling zich cremeren.
Een nogal moeilijk probleem was wat er met de as moest gebeuren. In sommige families werd de as op de schoorsteen gezet boven de kachel of het fornuis.
Anderen lieten de as begraven.

Maar er waren ook overledenen die met hun as iets bijzonders hadden voorgehad.
Zo ging bij zeelui de voorkeur uit naar het uitstrooien boven zee. Wat was nu eenvoudiger dan met een bootje even de zee op te varen. Je kiepte de urn om, het was zo gebeurd en het kostte bijna niets.
Maar er waren ook uitzonderingen van mensen die graag iets aparts voor hun 'in memoriam' wilden. Namelijk de as uitstrooien over de zee vanuit een vliegtuig. En waarom niet?
Bij de vliegerij kon je in die tijd voor van alles terecht.

En zo stonden we dan op een middag met een F VIIa gereed voor zo'n uitzonderlijke ceremonie.
Twee jongemannen, kleinkinderen van de overledene hadden de urn met de trein, de tram en de bus in een tas naar Waalhaven gebracht. Ze vroegen of wij later de lege urn terug wilden brengen.
De wolken hingen laag toen wij startten uit Rotterdam. Het was een sombere regenachtige dag. Een echte begrafenisdag.
Daar ik onder de wolken wilde blijven, vloog ik op een hoogte van nauwelijks honderd meter richting Hoek van Holland.
Ver zijn wij niet de zee op gegaan. Misschien een paar kilomter. Toen draaide ik om en vloog evenwijdig aan de kust zuidwaarts. Van tevoren hadden wij al overleg gepleegd, Kees de mecanicien en ik, hoe wij de urn zouden ledigen.
Wij hadden al gedacht door het cockpitraampje, maar dan zou een groot gedeelte op ons terugvliegen.
Daarom besloten wij uiteindelijk dat Kees de urn zou omkeren even buiten en onder de deur. Dan zou de as ook niet in de roeren terecht komen.
Ik gaf Kees een teken dat hij kon beginnen.

Hij deed de deur uit het sot. Op zijn knieën ging hij ervoor zitten. De deur bleef achterwaarts open staan tot een breedte die net de urn door kon laten.
Met één hand greep hij de tamelijk zware pot. Langzaam liet hij hem daarna langs de rand van de vloer door de deuropening zakken met de bedoeling hem daar om te keren.
Maar toen pakte de luchtstroom de opening van de urn, zo fel en zo plotseling, dat het hele geval uit zijn hand vloog. Als een baksteen keilde de bruine pot door de lucht naar beneden, waar hij voor altijd met de zeemansas in de grauwe golven verdween.
Wat nu?...

We zaten er allebei over in om zo met lege handen terug te komen. Wat moesten wij zeggen tegen de familie?..
Zou het niet lijken alsof wij met opzet de urn overboord hadden gegooid zonder rekening te houden met de eerbiedeisende gevoelens van de nabestaanden?..
De twee kleinzonen die zich zoveel moeite hadden getroost om het stoffelijk overschot van de zeeman naar Waalhaven te brengen, zaten in het restaurant geduldig te wachten tot wij van onze missie terug waren gekomen.
Toen ik hun het ongelukkige voorval vertelde, verwachtte ik een stroom van verwijten.
Maar niets daarvan..
Ze vonden dat opa nu toch een mooi zeemansgraf had gekregen, mooier dan met uitgestrooide as.

Ik had het idee dat ze er helemaal niet rouwig om waren dat de urn voorgoed was verdwenen.
Nu hoefden ze de tamelijk zware pot ook niet meer in bus, tram en trein huiswaarts te zeulen.

 

J.H. Frenken

bottom of page