top of page

VERHALEN ALS PILOOT

Beekman en het circus.

 

Het was in november 1935 enkele weken voordat de Uiver verging in de woestijn bij Ruthbah Wells. Wij, enkele jongere vliegers, zouden ingezet worden op de nachtpost lijnen naar Keulen en Londen. Om acht uur zou de oefening beginnen omdat het dan voldoende donker was. We kregen de beschikking over een F7b 3m, een beste machine waar we goed op thuis waren. Beekman, een ervaren piloot op elk gebied, zou ons de proeven afnemen. Deze bestonden uit twee delen. Het eerste deel was de nachtlanding op fakkelverlichting.

Deze fakkels hingen aan de onderkant aan beide zijden van de vleugel in de vorm van bussen, die als het nodig was van binnenuit konden worden afgeschoten en dan een helle gele schijn afwierpen op de omgeving. Het waren indertijd dé hulpmiddelen bij noodlandingen in de nacht. Alleen, ze deden het niet altijd. Zoals op deze avond. Ze deden niets, ze kwamen zelfs niet uit de hulzen.

Beekman besloot toch door te gaan met de landingen, maar dan op benzineblikken, die werden uitgezet in de landingsrichting op een veilig stuk in het terrein. Als vlieger moest je zorgen dat je rechts langs die rij lichten de landing uitvoerde. Het gebeurde niet altijd dat de benzineblik lichten werden gemist en dan achter de staart omver werden geworpen. Vanavond bleek het goed te gaan. Verhoeven had zijn landingsproeven goed volbracht. Maar toen kwam vanuit het westen een dikke mistbank opzetten.

Die mistbank kwam als een deken het vliegveld oprollen. De bomen langs de Ringvaart waren plotseling nauwelijks meer zichtbaar. Beekman vertrouwde het niet. De mist werd in korte tijd zó dik onder ons dat Beekman zelfs een landing op Schiphol niet meer aandurfde. Ook was hij bang om bij verdere pogingen de onder het toestel aanzeulende antennekogel met antenne kwijt te raken. Speciaal in de bomen om de Ringvaart. Er zat niet veel anders op dan uit te wijken naar een ander vliegveld. Aan de radiodienst werd gevraagd naar de toestand op Waalhaven en zelfs naar Enschede, Eindhoven en Groningen. Maar het werd ons allemaal afgeraden. Ze zaten allemaal potdicht.

Tenslotte bleef ons geen andere mogelijkheid over dan op het radiobaken binnen te komen. We zaten al boven Amsterdam, dat kon je duidelijk zien doordat het licht van de stad de mist zichtbaar maakte. Beekman draaide het toestel totdat hij in zijn koptelefoon de gelijkmatige toon van het radiobaken hoorde. Alles in de zwakverlichte mist boven de stad. We konden niets onderscheiden. Hij dacht dat hij goed zat voor de landing op Schiphol. Maar er zat nog een behoorlijke adder in het gras. Het radiobaken liep precies over het stadionplein, en daar had zich breeduit een groot circus neergezet. Het circus vertoonde van boven een ster van felle lichten.

Plotseling zagen wij het voor ons, verlicht door een honderdtal sterke lampen. We 'rausden' eroverheen op een paar meter afstand. We zagen de stergewijze aangebrachte verlichting op het dak en de lampen langs de rood en witte banen van het zeildoek waarbinnen de mensen zaten te kijken naar het spektakel. Eigenaardig dat dit beeld van de rood-witte banen en de stergewijze aangebrachte lichten op het dak mij mijn hele leven zijn bijgebleven. Ik zie Beekman nog altijd rustig voor mij zitten aan het stuur. Met een kleine ruk trok hij het toestel omhoog om te voorkomen dat we in de spandraden terecht zouden komen.

Toen het weer donkerder werd wist Beekman dat we geen ernstige tegenstand meer zouden tegenkomen. De weg naar Schiphol was vrij. Het wachten was alleen op het sein van het z.z.baken. Toen Beekman dit hoorde trok hij de motoren dicht.

Langzaam daalden wij op Schiphol in de dichte ondoordringbare mist. Maar we waren er nog niet, we moesten naar het platform. Beekman draaide toen het kompas op Oost en we rolden voorzichtig die richting uit. Op het platform werden wij enthousiast ontvangen.

Uit dit verhaal blijkt weer eens dat Beekman een zeer bekwaam vlieger was.

 

bottom of page