top of page

Verslag noodlanding mei 1940 bij Rijk.

gebaseerd op de vragen gesteld door de heer J. Klootwijk, 1985
 

1. Juiste datum en uur van de buiklanding.
JHF: De juiste datum en het uur van de noodlanding kan ik u nu niet opgeven. Mogelijk kan ik dat in Nederland nog navragen. Het was kort voor de tiende Mei.

 

2. Wat was de registratie van de machine?
JHF: Het registratienummer was 864.

 

3. Wie waren de resterende bemanningsleden?
JHF: Van de andere bemanningsleden herinner ik me alleen de waarnemer luitenant Wildschut, wiens adres ik mogelijk nog kan achterhalen in Nederland. Hij zat in de voorste koepel achter het oerlikon kanon. Door de schok bij de landing vloog hij met de benen door de transparante koepel en werd licht gewond.

 

4. Wat was de reden dat de T V de geforceerde landing moest maken?
JHF: De toedracht.
Het luchtruim werd vlak voor de oorlog herhaaldelijk geschonden door Duitse vliegtuigen en ook door Engelse vliegtuigen, waarvan er nog een in de buurt van Waalhaven werd neergeschoten.

       Ter handhaving z.g. van de neutraliteit werden door jagers en verkenningsvliegtuigen, maar ook door de Bomva (Bombardeervliegtuigafdeling), patrouillevluchten uitgevoerd, waarbij heen en weer werd gevlogen tussen bepaalde punten. We hadden net zo'n vlucht van twee uur achter de rug op 2000 - 2500 meter hoogte in Zeeland. Ik meen tussen Hellevoetsluis en Zierikzee. We hadden inderdaad een Duits vliegtuig waargenomen tamelijk ver beneden en rechts van ons. We kregen echter geen kans om het aan te vallen, daar het in de wolken verdween voordat we in de juiste aanvalspositie waren gekomen.

      Bij aankomst op Schiphol meldden we ons op de indeling juist toen er een telefonische melding kwam van een Duits vliegtuig bij Groningen. We moesten onmiddelijk weer de lucht in, maar...
De luchtschutter-boordwerktuigkundige had zonder ons medeweten de dunne beschermingskabels om de ailerons en vleugeltips gelegd om beschadiging door de nogal sterke wind te voorkomen.

      Vlak daarna zakte de man in mekaar en moest met de brancard naar de medische dienst worden gebracht. Men sprak van 'vallende ziekte'. We kregen een andere mecanicien toegewezen in de haast. Deze man wist niets van de kabels om de ailerons. Een checklist kenden we toen nog niet.

      Ik rende naar de startplaats en vertrok onmiddellijk. Vlak na de start begon het toestel sterk naar rechts over te hellen en even later weer naar links, zodat de vleugeltip een 30 tot 40 graden naar de grond was gericht. Door de speling in de kabels had ik wel een uitslag in het stuurwiel maar de machine reageerde hier natuurlijk niet op. Het toestel was in de langsrichting volkomen onstabiel, wat te vergelijken is met een vlieger aan een touw, die van links naar rechts heen en weer zwaait.

      Het was voor mij dus zaak om zo spoedig mogelijk en zo goed mogelijk aan de grond te komen. Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik dacht dat er iets defect was aan de stabilisatievlakken.

      Ik besloot te profiteren van het feit dat nu eens de linker en dan de rechter vleugel naar beneden stond met daartussen een moment dat het vliegtuig even recht kwam om dan weer door te schieten met het gevaar dat een aanraking van een vleugel met de grond een catastrophe tot gevolg zou hebben.

      Ik riep de bemanning toe om zich goed vast te houden voor een noodlanding en toen de vleugel weer bijna horizontaal was haalde ik gas weg en drukte het vliegtuig met de buik op de grond. Het schoof een honderd meter door, afgeremd door de (verregende) natte klei. Dwars over een sloot kwamen we tot stilstand. Het toestel was niet eens zó ernstig beschadigd. De schroeven waren verbogen, de buik was niet opengescheurd. De bommen zaten er nog in.

      ...En toen zagen we ook dat de dunne kabels met het piepkleine rode vlaggetje nog om de vleugeltips zaten.

(...)

      Volgens mij zijn we nog de 10e Mei naar Badhoevedorp gegaan, waar we tijdelijk verzameld zijn aan een boerderij die aan de ringvaart lag, vlakbij de brug aan de weg naar Amsterdam (de oude draaibrug). Later zijn we ingekwartierd.

      De veertiende Mei werden we overgebracht naar een plaats in de Haarlemmermeer die volgens u Rozenburg heette. De bedoeling was nl. dat we van daaruit tegen de avond met een onderzeeboot vanuit IJmuiden naar Engeland zouden worden geëvacueerd.

      Deze Engelse onderzeeboot had meegedaan aan het in brand steken of schieten van de petroleum opslagplaats in Amsterdam.
Of het werkelijk een onderzeeboot of een torpedoboot is geweest durf ik niet met zekerheid te zeggen. Ons werd echter gezegd dat het een onderzeeër was.

      Die Engelsman heeft niet op ons willen wachten. Toen we klaar stonden voor het vertrek hoorden we dat de evacuatie niet doorging omdat hij al vertrokken was.
We werden toen in een school en bij een alleraardigste familie ingekwartierd. Mogelijk was dit de familie Luling.

      We hoorden daar van de kapitulatie. We zijn er maar enkele dagen geweest. Daarna zijn we overgeplaatst naar Zeist en even later gedemobiliseerd.

 

J.H. Frenken, Andorra, 18 feb. 1985

VERHALEN ALS PILOOT

bottom of page